Image Image Image Image Image Image Image Image Image

Pinksteren

21 mei 2025 | Door | Geen reacties

Pinksteren begon voor mij dit jaar al vroeg. Op de zaterdagmorgen voor Pasen. Dat kwam namelijk zo. Mijn preek voor Pasen wilde maar niet landen. Voor een leeg computerscherm had ik een vaag idee waar ik naar toe wilde, maar de weg ernaar toe was mij volstrekt onduidelijk. Ik had wel een thema: het begin van de kerk ontspringt in de tuin van de Opstanding. Ik vond dat mooi bedacht. En verder zou ik iets doen met Jezus en Maria van Magdala. Maar wat? Ik had geen idee. Ik besloot om eerst boodschappen te gaan doen. Tien minuten later stond ik bij de bakker. Het was druk en ik wachtte op mijn beurt. Een vrouw kwam de bakkerij binnen. Ze keek mij aan en begon in het Frans tegen mij te praten. Ze was voor de kerk langsgekomen en het was er nog rustig. Morgen wordt het drukker zei ik, ik ben nog met de preek bezig. Ik vroeg mij af wie de vrouw was. Ze leek mij te kennen maar ik kende haar niet. En hoe wist ze dat ik Frans sprak? Ze vertelde dat ze met haar broze moeder van 93 naar Parijs was geweest en dat het nog was gelukt allemaal. Ik zei dat dat mooi was, stond ondertussen bij de toonbank en bestelde mijn brood in het Frans. Het werd niet begrepen. Verwarrend he, die Franse taal, zei de vrouw nu in het Nederlands. Ja, zei ik, zeer verwarrend. Ondertussen groeide mijn onrust. Wie was zij? Een gemeentelid dat ik niet herkende – slechte beurt Borger, ging het door mij heen – of toch een surreële engelachtige ontmoeting die mij twee keer eerder is overkomen. Was zij misschien de derde in de rij? En waarom dan hier, op zaterdagmorgen bij de bakker? De verwarring was compleet nu. Ik nodigde de vrouw uit om naar de kerk te komen. We zouden weer eens moeten gaan, zei ze. Joyeux Paques!

Ik liet de rest van de boodschappen voor wat ze was en keerde naar huis terug. Dit gebeurde er dus op Paasmorgen, dacht ik. Je wordt herkend door iemand die je niet kent. Zo moet het tussen Jezus en Maria zijn gegaan toen Hij haar aansprak. Natuurlijk kon zij niet anders denken dat het de tuinman was. Het is toch onmogelijk om te geloven dat iemand uit de dood terugkeert? Ik kreeg een idee. Morgen wordt het verhaal bij de bakker het begin van mijn preek. Maar wat ik ook probeerde, ik kreeg het ’s middags niet op papier. Ook ’s avond lukte het niet. En wijn mocht ook niet baten. De volgende ochtend schreef ik vijf punten op een A4tje. Bij de preek aangekomen biechtte ik het op: Ik heb geen preek, ik heb een verhaal. Dat komt omdat ik gisteren bij de bakker ben geweest. En daarna is het niet meer gelukt. Ik ga dit stand-uppen. Ik weet niet of ik het einde haal. Ik ga mijn best doen.

Ik begon met de vrouw bij de bakker. En van Jezus die Maria roept, terwijl ze hem niet herkent. En dat Pasen gaat over twee vragen: hoe nemen wij waar? En hoe worden we geroepen? En dat we meestal vastzitten in die eerste vraag, omdat we de hele dag online aanstaan en denken daarbij alles te weten komen over onszelf. En dat we verslaafd zijn geraakt aan het meten=weten principe. We begrijpen onszelf vooral in prognoses met opgaande en neergaande lijnen. In die voorspellingen zijn we gaan geloven, ook in de kerk. Ik denk dat het om wat anders gaat: Pasen roept ons weg bij onszelf. Je wordt dieper gekend dan je jezelf kent. Verberg je niet, schuil niet in wat je niet moet zijn. Ik vertelde van een organist die op grote orgels in volle orthodoxe kerken speelt, homo is, maar dat niet mag zijn van zichzelf. Ik wil een keer naar hem toe. Psalmen zingen op hele noten. Mijn guilty pleasure. Maar nu is hij opgepakt op verdenking van een zedenmisdrijf. En ik vertelde dat het leven zo niet moet zijn. En dat juist op deze plek, in de tuin van de Opstanding een mens geroepen wordt mens te zijn. Jan te zijn, Marian te zijn, Ferdinand, André of Ada. Hier begint het. Met jou, met mij. Ik scheerde langs de punten van mijn vertelling. En tot slot vertelde ik van mijn bezoek aan de slager ’s middags, waar ik aardappelsalade wilde, terwijl ik eiersalade aanwees. Wat wil je nu? riep de slagersvrouw, terwijl ze de handen in haar zij zette. Ik vertelde haar van de bakker ’s morgens, van de verwarring die mij de hele dag al parten speelde. Er schiet je wel weer te binnen wie die vrouw was, zei ze. Ik weet niet of dat zo is, zei ik. Ik denk eigenlijk dat het Pasen in mij moet worden. En in jou. En dat gaat door onze verwarring heen. En de kunst is om dat maar te laten gebeuren. Toen was ik uitverteld. Er ging een applaus op in de kerk. Mijn stand up was ten einde. We waren koorddansers in het Paasverhaal geworden, in deze tuin van de Opstanding. Daarna zongen we het dak van de kerk. Over steppes die gaan bloeien. En doden die leven. En dat we zullen opstaan. En meer van die dingen die je alleen maar kunt zingen. De vrouw werd niet meer gezien.

Voeg een reactie toe

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.