Het verhaal en de dingen
15 maart 2013 | Door Ferdinand Borger | Geen reacties
Ik verhuis. Niet ver. Maar twintig meter. Naar het huis aan de overkant. Maar toch: ik verhuis. Het is tijd voor een grote opruiming. Heel veel verhuist niet mee. Ik open de kasten en onderwerp alles aan een kritische blik. Ik probeer me niet te hechten aan de dingen die ik al jaren niet mis. Dat gaat goed totdat de zolder aan de beurt is met dozen die ik tien jaar niet heb aangeraakt. Ik sleep ze naar beneden en daal af in mijn geschiedenis. Ik vind werkjes van de lagere school, agenda’s die ik jarenlang als dagboek heb gebruikt en volgeschreven in mijn puberteit. En daarnaast de nutteloos geworden dingen, meubeltjes waarvoor geen plek meer was, kleren die uit de mode raakten en dan ook nog de spullen die ooit nog eens van pas zouden komen. Dat laatste is tot nu toe niet waar gebleken. Ik heb onder een zolder gewoond met dingen die ik niet heb gemist. Maar nu, bij het aanstaande afscheid overvalt mij een onthechtingsangst. Alsof ik iets van mijzelf ga weggooien, dat niet meer zal terugkeren. Besluiteloos sla ik tussen de dozen aan het mijmeren. De mens heeft een rare verhouding tot de dingen. Althans: de westerse mens. We omringen ons met zaken die we zelf voortbrengen. Noodzakelijk als stenen van een huis die ons in staat stellen om te overleven; praktisch als wasmachines die ons werk uit handen nemen; statusverhogend als het grote televisiescherm dat ons aanzien verschaft. We flirten met de dingen, met onze mobiele telefoons en mooie auto’s. Ze vervangen soms wat ons zelf aan schoonheid of aanzien ontbreekt. Ze compenseren een vermeend tekort. En soms verschuilen we ons tussen de dingen en leven teruggetrokken in onze beveiligde huizen. Omdat de dingen om bescherming vragen en onze rijkdom een muur vereist. Een mens kan achter dingen verdwijnen.
Maar de dingen roepen ook herinneringen op. En verhalen. En terwijl ik mij opnieuw aan het sorteren zet, merk ik dat daar mijn angst ligt: ik ben bang met de spullen de verhalen weg te gooien. De schooltekening van vroeger roept de geur van het klaslokaal op, van de lichtval in de lente, van het zomerfeest op de speelplaats, van mijn moeder die pannenkoeken bakte. De asbak van klei was het vaderdagkado toen vaders nog pleegden te roken. Het postzegelalbum doet mij terugkeren naar mijn buren die van verzamelen hun levensdoel hadden gemaakt, wat zich aan de inrichting van hun huis deed aflezen. Het zijn gestolde herinneringen geworden en deel van een kleine geschiedenis. Diezelfde avond nog sleep ik veel van mijn spullen de straat op, de volgende dag wordt het grofvuil opgehaald. Mijn vader is komen helpen. Ik draag de grote spullen, hij de kleine. Ooit was dat andersom, droeg hij het zware werk en liet mij als kleine jongen de lichte dingen dragen. En voelde ik me groot. We zetten de spullen op de parkeerplaats van de hof. Daar is het al snel een komen en gaan van opkopers, oud ijzerzoekers en mensen die spullen zoeken voor hun huis. Twee jonge vrouwen pikken met een bestelbus de levensgrote spiegel op die ik aan de weg heb gezet. Een van de vrouwen blijkt de dochter van de buurvrouw zes huizen verderop te zijn. Zij komt haar huis uit en knikt goedkeurend. Ik hoor Spaans praten. Ze komt uit Chili vertelt ze en woont al veertig jaar in Nederland. Een man rijdt met een kleine auto voor en knipt het koperdraad uit een afgedankte koelkast. Er komen nog vijftien auto’s weet hij te vertellen. Hij scharrelt al vijf jaar ’s avonds langs het afval en haalt elke dag tien euro op. Zo verdwijnen de spullen grotendeels naar nieuwe eigenaren en verbinden zich opnieuw met verhalen. Andere verhalen. Ik loop met mijn vader terug naar mijn huis. In de kamer staat een tafeltje, dat mijn ouders met hun huwelijk kochten. Ik gebruik het al jaren niet meer, maar aarzel om het aan de weg te zetten. Waarom zou je het bewaren, vraagt mijn vader. Uit nostalgie? Niet doen. Ook het tafeltje verdwijnt naar de straat. Ik keer terug in een nagenoeg leeg huis. Het tafeltje zal ik niet nodig hebben om aan mijn ouders te blijven denken. Het verhaal kan zonder de dingen. En natuurlijk, veel van al die kleine verhalen verdwijnen in de vergetelheid en gaan onder in de vergankelijkheid van ons bestaan. Het wegdoen van spullen is dan ook: onder ogen moeten zien dat er maar weinig is dat blijft. Maar het kan ook een oefening zijn om de kracht van een verhaal op de proef te stellen. Kan het verhaal werkelijk zonder de dingen? Soms zingt een verhaal zich los en wint – losgezongen van de materie – alleen maar aan invloed en betekenis. Het Evangelie is ééln van die grote verhalen, dat zich zo onder ons heeft verspreid. En dat zich langs wegen en generaties, soms op de afvalpunten van ons bestaan, verbindt aan tijdelijke eigenaren. Die één ding weten: dat ze iets hebben ontvangen, dat ze nooit zullen bezitten.
Voeg een reactie toe