Image Image Image Image Image Image Image Image Image

Dimanche

11 augustus 2015 | Door | 1 reactie

Neergestreken in de Alier, de noordelijke Auvergne. Ik heb me een aantal weken teruggetrokken om te schrijven zoals echte schrijvers dat ook doen. Ik voel me dus een echte schrijver. Dit deel van Frankrijk is wat je rustig: prikkelarm mag noemen, nauwelijks toeristische activiteiten, geen dampend en uitdagend seksleven voor wie dat mocht zoeken, maar rust en de daarbij horende vergrijzing. Het dorp waar ik verblijf,  Buxieres-les-Mines, heeft nog een kerk, supermarkt – een kruidenier die de overgang naar zelfbediening nog niet helemaal heeft verwerkt – , een bakker, een heuse traiteur en een cafe naast de kerk. Met mijn verblijf hier heb ik mij ten doel gesteld om dat alles een beetje in stand te houden, voor zover binnen mijn mogelijkheden natuurlijk, en dat verplicht mij tot een dagelijkse dorpsronde. Na veel denk- en schrijfwerk, dat ik na een aantal herlezingen kan loslaten – teken dat de tekst rijpt – loop ik in de middag naar de supermarkt, waar ik geen onbekende meer ben. Ca va? vraagt de vrouw bij binnenkomst. Ze draagt een merkwaardige bermuda met blauwe schoenen eronder – ik weet niet waarom mij dat opvalt. Oui, ca va, roep ik terug, mijn Nederlandse ik fluks en arrogant inruilend voor mijn Franse ego. Et vous? Bien merci. Vous profitez de la region? vraagt ze. Mais non, zeg ik, je travaille ici! Je suis en train d’ ecrire. Un livre. Dat laatste verduidelijk ik maar even om aan te geven dat ik met niet zomaar een project bezig ben. Ze moet niet denken dat ik hier maar wat loop te lanterfanten. Sterker nog: zij is met haar winkel in dit project betrokken. Dit gehele Franse platteland met alle rust die daarbij hoort produceert hier een boek. Waarvan akte. Ik reken af, klets nog wat over de lastige een-en-twee-cent-munten die we in Nederland al lang hebben afgeschaft en die ik bijgevolg ook niet meer kan vinden – ils ont raison, les Hollandais! – en loop via de bakker door een steeg naar het kerkplein. Ik ga het cafe binnen waar ik een bier bestel, grijp mis naar Le Monde, uitverkocht volgens de barvrouw, en neem plaats op de plastic stoelen voor het cafe. Ik overzie het kleine plein. Tegenover mij staat een grauw huis te koop, dat slechts weinigen tot aanschaf zal verleiden. Rechts daarvan een wit huis, authentiek afgebladderd zullen we maar zeggen, met een lege spiegelende etalage. Ook het cafe heeft zijn beste jaren gehad. Ik kijk rond en nog eens rond. Het doet me allemaal niets. In vorige, gelijke omstandigheden had de confrontatie met dit verval en achteruitgang tot grote beschouwingen geleid over de leegloop van het platteland, de aantrekkingskracht en de verleidingen van de stad of tragiek in het algemeen. Maar nu doet het me allemaal niets. Het staat hier gewoon leeg te zijn. En oud. Misschien valt het wel een keer om. Ook dat doet me niets.

Dat komt door afgelopen zondag. Een katholieke vriend, bij mij op bezoek, wilde naar de mis. Om elf uur. Ik wilde ook, maar ging niet, bang om op mijn protestantse ziel getrapt te worden bij een eventuele weigering van de communie, bang ook om mij voor het gebeuren te generen. Mijn vriend ging dus alleen. Na een uur liep ik naar het dorp om hem op te halen. Ik verwachtte op het kerkplein een paar oude kerkgangers aan te treffen. Niet meer dan vier of vijf. Dacht ik. Want zo gaat dat op het Franse ontvolkte platteland. Dacht ik. En zo gaat dat in een moderne seculiere maatschappij. Dacht ik. Mais non. Het kerkplein stond vol met van alles. Kerkgangers. Jong en oud, over het algemeen goed gekleed en bovenal: vrolijk, aanstekelijk vrolijk. Mijn vriend trof ik op het terras. Onder de indruk. Je hebt wat gemist zei hij, en dat zag ik: ik had wat gemist. Hoewel hij er weinig van begrepen had, was hij gegrepen door de communicatieve vaardigheden van de pastoor. En door de vrouw die in haar eentje alles gezongen had. En door de gemeenschap die de mensen met elkaar vormden. Waarschijnlijk  ‘Chemin Neuf’, een beweging van charismatische vernieuwing, met nadruk op de Geest, verklaarde ik snel. De theoloog in mij kon het duiden niet laten en trachtte zijn afwezigheid door betweterigheid te compenseren. Even later kwam de pastoor naar buiten, een vriendelijke vent. Open. Geinteresseerd. De meeste aanwezigen bleken voor een doop te zijn gekomen die nu zou plaatsvinden. Midden op het plein sprak hij de vader en moeder aan, vroeg hoe het kind zou gaan heten en vroeg naar de peetouders. Daarna nodigde hij ze uit weer de kerk in te gaan. Ik snapte het enthousiasme van mijn vriend. Even later hoorden we de vrouw haar zang hervatten, hoorden we de stem van de pastoor de doop uitleggen en vertellen hoe belangrijk het is om de Geest van Christus in je leven toe te laten.

Het komt dus door zondag dat ik anders naar dit plein kijk. Ik zie de mensen weer staan. De blijde familie. De losse en informele sfeer, de vrolijkheid. Het welkome kind. Ik drink mijn bier op en loop de kerk binnen. En zie dat de Geest tot mijn grote geluk een spoor heeft achtergelaten. Vast voor recalcitrante protestanten. Ik pak mijn fototoestel. Pas na tien pogingen leg ik hem vast. Verdomde Geest.

Comments

  1. colet

    mooie pen heb je toch Ferdinand. Na dit boek in de voetsporen van de grote geesten een volgend met mijmeringen, herinneringen, beschouwingen of liever nog bekentenissen.

Voeg een reactie toe

Annuleer antwoord

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.