Notre d’âme
16 april 2019 | Door Ferdinand Borger | Geen reacties
De Notre Dame. Half januari besluit ik er niet naar binnen te gaan. Twee dagen daarvoor ben ik bij aankomst op het Gare du Nord uit de reizigers geplukt. Een paar handen hebben wantrouwend mijn lichaam afgetast op zoek naar wapens en explosieven. Wat ik in Parijs kom doen? Des vacances, stamel ik. Mijn paspoort wordt gecontroleerd. Er klinkt verbazing dat ik Nederlander ben. Ik mag gaan. Dit niet weer denk ik als ik de rij wachtenden bij de Notre Dame in ogenschouw neem. Ik laat de kathedraal rechts liggen, steek de brug bij het Hotel de Ville over en volg de Seine stroomopwaarts.
Gisteravond piept de Nos-app. Ik maak het bericht open en even later sta ik op dezelfde plek aan de Seine. Nu met mijn ogen op afstand, waarschijnlijk met honderdduizenden anderen. Het dak van de kerk staat in lichterlaaie, een rondvaartboot met lachende Chinezen trekt over de grauwe rivier. Bizar dit. Hier staat het hart van Frankrijk in brand. Seculier in naam, vroom en traditioneel in vorm. De oorzaak van de brand is nog niet bekend, waarschijnlijk het gevolg van werkzaamheden. Over dat werk is al veel te doen geweest. Te laat gestart en te kostbaar. Hoeveel monumenten kan een staat aan? Een rondgang over twitter toont live inkijkjes in Parijs, biddende en zingende gelovigen, gezichten vol verbazing en afschuw. Trump twittert ook. Hij weet als geen ander hoe je branden moet aanpakken: even met een blusvliegtuig er overheen. Ik laat Parijs achter me en vertrek naar een vergadering. Bij thuiskomst kijk in naar de Franse televisie. Een studio met een tafel. Een bisschop is aangeschoven en vertelt dat Goede Vrijdag dit jaar vier dagen eerder valt. Zijn buurman bericht over de waarde van de gotiek die we nu in vlammen zien opgaan. Dit is niet alleen een ramp voor Frankrijk, het is een ramp voor Europa stelt hij. Op de achtergrond toont een schokkende luchtfoto van de kerk met inmiddels naakte muren. Ze staan nog overeind, een brandend rood kruis verlicht nu het hart van Parijs. Het vuur likt naar één van de torens. Ik zap naar de eerste uitzending van Pauw. Hij opent met de brandende kerk. Dat nog wel. Maar ja, een kerk. Wie is er wel eens geweest vraagt hij zijn gasten. Aarzelende antwoorden volgen. We kunnen dit nog niet duiden, concludeert Pauw en gaat over tot de orde van de dag. Yvon Jaspers zit aan tafel. Zij vertelt dat ze heel hard gehuild heeft. Niet om Parijs, maar om Trouw dat zo respectloos berichtte over haar nevenfunctie. En hoe boeren haar toen getroost hadden. Háár boeren. En hoe kapot de media je kan maken, waar ze zelf voor werkt. Arme Yvon. Ik kan het niet aanzien. Dit programma heeft de pretentie het gesprek van de dag te organiseren. Hoe kun je dan een brandende Notre Dame negeren? Ik vermoed dit: in de visie van Pauw is religie een gepasseerd station waarvan de resten kunnen afbranden. Kerken zijn doelloze overblijfsels met een vergeten verleden. Daar kun je makkelijk aan voorbij. Een aanslag zou de uitzending gevuld hebben met live verbindingen en deskundigen aan tafel. Maar dit is een min of meer toevallige brand. En daarom maar geen gesprek over de waarde van het historisch erfgoed, geen onderzoek wat dit betekent voor de katholieke kerk in Parijs en Frankrijk en vooral geen vragen over de Franse staat die pretendeert kerk en staat strikt gescheiden te houden maar desondanks al meer dan een eeuw eigenaar is van het kerkgebouw. En vergeet helemaal de vraag maar wat de brand betekent voor Europa.
Wat was het mooi geweest als er een kathedralenbouwer aangeschoven was. Zo een mens uit een premodern verleden, die leven en werk in dienst stelde van een project dat groter was dan hemzelf. Een mens (m/v) die met ambacht en passie zou werken aan een gebouw waarvan hij de voltooiing niet zou aanschouwen. En daar tevreden mee zou zijn. We zouden met verbazing naar hem luisteren, niet begrijpend waar hij het idee vandaan haalde om het collectief en het ‘wij’, belangrijker te achten dan het ‘ik’. We zouden hem proberen duidelijk te maken dat zelfrealisatie en ‘ego’ voor ons belangrijke begrippen zijn. En dan zou hij ons vertellen dat hij niets ander kon dan te leven op de schouders van zijn voorouders. En dat het negeren van die wetenschap het einde in zou luiden van alles. En dat het zijn grote angst was dat er een dag zou komen dat de liefde die in zijn levenswerk zat niet meer zou worden herkend. Want, zou hij besluiten: in die stenen zit mijn liefde en in het gebouw huist onze ziel. Je moet hem alleen wel willen zoeken, minachting is het begin van alle verwaarlozing. De kathedralenbouwer schoof niet aan, ik vermoed dat er ook niet naar hem was gezocht. Na Yvon kwam de familie van de vermoorde Anne Faber aan het woord, die met hun indrukwekkende verhaal lieten zien wie zij was geweest. Een groots pleidooi om niet te willen vergeten. Een grote worsteling ook. Maar vooral: een monument.
Voeg een reactie toe